GTL-TAXI
Nationale Groepering van Ondernemingen met Taxi- en Locatievoertuigen met chauffeur

Decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer in Vlaanderen

Decreet  van 20 APRIL 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (BS 21 augustus 2001)

 

Gewijzigd door  :
 
- Decreet van 4 april 2014 (BS 12 juni 2014) betreffende de invoering van de speciale TXH-, et c...- V.V.B.-kentekenplaten op 1 juli 2014 
- Decreet van 13 FEBRUARI 2004 tot wijziging van het decreet van 20 APRIL 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (BS 30 maart 2004)
- Decreet van 8 MEI 2009  tot wijziging van het decreet van 20 APRIL 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (BS 6 juli 2009)
- Decreet van 8 juli 2016 houdende de invoering van een regelluw kader in functie van de proefprojecten basisbereikbaarheid (BS 4 augustus 2016)

Gecoördineerde tekst: 

MINISTERIE VAN HET VLAAMS GEWEST

Decreet  van 20 APRIL 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (BS 21 augustus 2001)


HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

ART. 1.
Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
 
ART. 2.
In dit decreet wordt verstaan onder:

1° geregeld vervoer: stads- of streekvervoer van personen met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet en dit ongeacht de tractiewijze van de aangewende vervoermiddelen. Dit vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken. Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet geen afbreuk aan het geregelde karakter van het vervoer;

2° bijzondere vormen van geregeld vervoer: geregeld vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet.

De bijzondere vormen van geregeld vervoer omvatten onder meer:

a) vervoer van werknemers van en naar het werk;

b) vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstellingen;

c) vervoer van militairen en hun gezinnen van en naar hun plaats van legering.

Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker.

3° vervoer voor eigen rekening: vervoer voor niet-lucratieve en niet-commerciële doeleinden dat verricht wordt door een natuurlijke persoon of rechtspersoon;

taxidiensten: de bezoldigde vervoerdiensten van personen door middel van voertuigen met bestuurder die aan de volgende eisen voldoen:

a) het voertuig is, naar constructie en uitrusting, geschikt voor het vervoer van ten hoogste negen personen - de bestuurder inbegrepen - en is daartoe bestemd;

b) het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek, hetzij op een bepaalde standplaats op de openbare weg in de zin van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, hetzij op eender welke andere plaats die niet voor het openbaar verkeer is opengesteld, en waarover de exploitant beschikt;

c) de terbeschikkingstelling heeft betrekking op het voertuig en niet op elk van de plaatsen ervan wanneer het voertuig ingezet wordt als taxidienst, of op elk van de plaatsen van het voertuig en niet op het voertuig zelf wanneer het ingezet wordt als collectieve taxidienst;

d) de bestemming wordt door de cliënt bepaald;
4°bis onwettig ronselen: hetzij kandidaat-klanten aanspreken op openbare plaatsen op het grondgebied van een gemeente waar men niet vergund is, hetzij met het voertuig heen en weer rijden op het grondgebied van een gemeente waar men niet vergund is, hetzij daar stationeren, telkens met het oogmerk om klanten te vervoeren;

diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder: alle bezoldigde vervoerdiensten van personen, door middel van voertuigen met bestuurder, die noch geregeld vervoer noch taxidiensten zijn en die naar bouw en uitrusting geschikt zijn voor het vervoer van ten hoogste 9 personen, de bestuurder inbegrepen;

6° afstand: de afstand in vogelvlucht;

7° VVM: de Vlaamse Vervoermaatschappij, opgericht bij decreet van 31 juli 1990 tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij;



9° woonzone: een gebied met als bestemming wonen volgens de gewestplannen en de gewestelijke en de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen;

10° grootstedelijke gebieden: de door de Vlaamse regering aangeduide delen van de grootstedelijke gebieden van Antwerpen en Gent;

11° stedelijke gebieden: de door de Vlaamse regering aangeduide delen van de regionaal-stedelijke gebieden van de gemeenten Brugge, Hasselt-Genk, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Sint-Niklaas, Aalst, Roeselare, Turnhout;

12° randstedelijke gebieden: de door de Vlaamse regering aangeduide delen van de randstedelijke gebieden van de gemeenten Aartselaar, Asse, Boechout, Borsbeek, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Lint, Mortsel, Niel, Schelle, Wijnegem, Wommelgem, Zwijndrecht, Evergem, De Pinte, Destelbergen, Melle, Merelbeke, Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Damme, Jabbeke, Oostkamp, Zedelgem, Diepenbeek, Zonhoven, Deerlijk, Harelbeke, Kuurne, Wevelgem, Zwevegem, Sint-Katelijne-Waver, Bredene, Middelkerke, Denderleeuw, Ingelmunster, Izegem, Beerse, Oud-Turnhout, Vosselaar;

13° kleinstedelijke gebieden: de door de Vlaamse regering aangeduide delen van de kleinstedelijke gebieden van de gemeenten Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest, Eeklo, Geraardsbergen, Halle, Ieper, Lier, Lokeren, Ninove, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Vilvoorde, Temse, Tienen, Tongeren, Waregem, Beveren, Bilzen, Blankenberge, Boom, Bree, Geel, Herentals, Knokke-Heist, Leopoldsburg, Maaseik, Maasmechelen, Menen, Mol, Neerpelt-Overpelt, Tielt, Torhout, Veurne, Wetteren, Zottegem, Diksmuide, Heist-op-den-Berg, Hoogstraten, Lommel, Poperinge;

14° buitengebieden: de gemeenten en/of delen van gemeenten die niet afgebakend zijn als grootstedelijk, stedelijk, randstedelijk of kleinstedelijk gebied.
 
ART. 3.
De bepalingen van dit decreet zijn niet van toepassing op:

1° old-timers, voor zover ze voldoen aan de technische voorwaarden zoals bepaald door de Vlaamse regering en voor zover ze niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

2° de diensten ingericht op eigen initiatief ter gelegenheid van onvoorziene gebeurtenissen of om in de toevallige ontoereikendheid of de momentele schorsing van openbare vervoerdiensten te voorzien;

3° diensten voor niet-dringend liggend ziekenvervoer.
 
4° de diensten voor niet-dringend zittend ziekenvervoer, onder de door de Vlaamse Regering vastgestelde voorwaarden;
 
5° het niet-commerciële vervoer, onder de door de Vlaamse Regering vastgestelde voorwaarden.
 
.......
 

HOOFDSTUK V DE TAXIDIENSTEN

AFDELING 1 VERGUNNING EN EXPLOITATIE

ART. 25.
Niemand mag, zonder vergunning, een taxidienst exploiteren door middel van één of meer voertuigen van op de openbare weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde plaats die zich op het grondgebied van het Vlaamse Gewest bevindt.
 
ART. 26.

§ 1. De voorwaarden voor het exploiteren van een taxidienst worden door de gemeenteraad vastge-legd, binnen de door de Vlaamse regering bepaalde grenzen.

§ 2. Onder de voorwaarden bepaald door de gemeenteraad wordt de vergunning of de hernieuwing van de vergunning voor het exploiteren van een taxidienst afgegeven door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de exploitant zijn taxidienst wil exploiteren, hierna 'het bevoegde college' te noemen.

§ 3. De exploitant van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, die overeenkomstig artikel 42, § 2, een vergunning bezit, mag de in de vergunning vermelde voertuigen inzetten als een taxidienst, mits een vergunning bedoeld in artikel 25 van het bevoegde college en betaling van een belasting overeenkomstig artikel 36, § 3.

§ 4. [De gemeenteraad stelt de toepasselijke tarieven vast. Als de algemene vergunningsvoorwaarden geen tarieven voorschrijven, stelt het bevoegde college de tarieven vast op voorstel van de exploitant. (verv. decr. 13 februari 2004, art. 7, I: te bepalen door Vlaamse regering)]
 
Dit §4 geldt niet voor de exploitanten die in opdrachten van de mobiliteitscentrale ritten uitvoeren (van toepass tot 31.03.2018 - decr. 8 juli 2016)
 
§ 5. Het bevoegde college kan slechts één vergunning afgeven per exploitant. De vergunning vermeldt het aantal voertuigen waarvoor ze afgegeven werd en of er al dan niet gebruik gemaakt mag worden van standplaatsen op de openbare weg.
 
ART. 27.
De Vlaamse regering bepaalt de modaliteiten waarbinnen het bevoegde college de vergunningen kan afleveren.
 
ART. 28.
§ 1. De vergunning wordt afgegeven na een onderzoek door de bevoegde gemeente omtrent de door de aanvrager gegeven zedelijke waarborgen, zijn beroepsbekwaamheid en zijn solvabiliteit.

§ 2. Wanneer de vergunning aan een rechtspersoon wordt afgegeven, moet de zaakvoerder van de rechtspersoon voldoen aan de voorwaarden opgelegd aan een natuurlijke persoon om houder te worden van de vergunning, en dit gedurende de hele duur van de exploitatie.
 
ART. 29.

§ 1. De vergunning wordt slechts afgegeven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die hetzij eigenaar is van het of de voertuigen, hetzij er de beschikking over heeft door een contract van aankoop op afbetaling, hetzij door een leasingovereenkomst.

§ 2. De vergunninghouder van wie een voertuig tijdelijk niet beschikbaar is ten gevolge van een ongeval, een ernstig mechanisch defect, brand of diefstal, kan, in afwijking van § 1, op zijn verzoek, gemachtigd worden zijn dienst te verrichten door middel van een vervangingsvoertuig dat hij niet in eigendom heeft en waarvoor hij evenmin een contract van aankoop op afbetaling of een leasingovereenkomst kan voorleggen.

De machtiging kan slechts voor ten hoogste drie maanden worden verleend en is niet hernieuwbaar.

De gemeenteraad bepaalt de wijze waarop deze machtiging moet worden aangevraagd en de vereisten waaraan het voertuig moet voldoen, binnen de door de Vlaamse regering bepaalde grenzen.

§ 3. De verhuring door de exploitant, onder welke vorm dan ook van het of de voertuigen aan enigerlei persoon die het of de voertuigen zelf bestuurt of laat besturen, is verboden.
 
ART. 30.
§ 1. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar.

§ 2. Mits de voorafgaande machtiging van het bevoegde college en onverminderd de bepaling van § 3:

1° mag de echtgeno(o)t(e) of de duurzaam samenwonende partner of mogen bloed- of aanverwanten tot de tweede graad bij overlijden of permanente werkonbekwaamheid van de vergunninghouder, onder dezelfde voorwaarden de exploitatie van de dienst voortzetten tot het einde van de in de vergunning gestelde termijn;

2° kan een rechtspersoon de exploitatie van een natuurlijke persoon die houder is van een vergunning voortzetten wanneer deze houder zijn vergunning inbrengt in deze rechtspersoon die hij opricht en waarvan hij de meerderheidsvennoot is, alsook de zaakvoerder.

§ 3. Een rechtspersoon kan zijn vergunning verdelen onder de personeelsleden van zijn onderneming mits voorafgaande toestemming van het bevoegde college en op voorwaarde dat:

1° de vergunning in zijn geheel wordt overgedragen en de rechtspersoon zijn activiteiten als taxi-exploitant volledig stopzet;

2° de personeelsleden onder wie de vergunning wordt verdeeld, op datum van de vraag tot verdeling van de vergunning, sedert tenminste drie jaar actief en ononderbroken aan de exploitatie van een taxidienst deelnemen, en die sedert tenminste één jaar als werknemer zijn ingeschreven in het personeelsregister van de rechtspersoon die zijn vergunning wenst te verdelen;

3° de rechtspersoon die zijn exploitatie stopzet de nodige bewijsstukken voorlegt waarbij wordt aangetoond dat voldaan is aan de sociale en fiscale verplichtingen.

Met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 31, § 2 en 32, kan een vergunninghouder die zijn taxi-exploitatie stopzet, gedurende een periode van tenminste drie jaar na datum van de akteneming hiervan door het bevoegde college, geen vergunning verwerven, noch meerderheidsvennoot worden in een rechtspersoon die houder is van een vergunning voor het exploiteren van een taxidienst of deze heeft aangevraagd.
 
ART. 31.
§ 1. De duur van de vergunning is vijf jaar. De vergunning kan voor dezelfde duur hernieuwd worden. Zij kan voor minder dan vijf jaar verleend of hernieuwd worden als bijzondere, in de vergunning of hernieuwingsakte vermelde omstandigheden, die afwijking wettigen.

§ 2. De hernieuwing van vergunning zal geweigerd worden in volgende gevallen:

1° indien de exploitant [of de taxibestuurder (ing. decr. 13 februari 2004, art. 5, I: 9 april 2004)] de bepalingen van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan of de exploitatievoorwaarden niet naleeft;

2° indien de exploitant niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake zedelijkheid, beroepsbekwaamheid of solvabiliteit;

3° indien de exploitant de, op hem van toepassing zijnde wetgeving in het kader van zijn beroepsuitoefening, niet naleeft.
 
ART. 32.
Bij een met redenen omklede beslissing van het bevoegde college kan de in artikel 26 bedoelde vergunning ingetrokken of voor een bepaalde duur geschorst worden wegens één van de in artikel 31, § 2, genoemde redenen.
 
ART. 32bis.
In geval van oneigenlijk gebruik van de vergunning in een andere Vlaamse gemeente dan de vergunningverlenende gemeente, bedoeld in artikel 26, § 2, kan de gemeente of een aldaar vergunde exploitant een klacht indienen. Dat gebeurt met een aangetekende brief aan de provinciegouverneur van de provincie waar de gemeente gelegen is die de vergunning heeft uitgereikt aan de exploitant die ze oneigenlijk heeft gebruikt. Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan het onwettig ronselen van klanten.
De provinciegouverneur stelt een onderzoek in. De exploitant die ervan beschuldigd wordt zijn vergunning oneigenlijk te gebruiken, wordt gehoord.

Als uit het onderzoek blijkt dat de exploitant in een andere gemeente zijn vergunning oneigenlijk gebruikt, verplicht de provinciegouverneur, door middel van een aangetekende brief, de bevoegde gemeente een van de volgende sancties op te leggen aan de exploitant:

1° het aantal voertuigen van de betrokken exploitant te verlagen;

2° zijn vergunning voor een bepaalde tijd te schorsen;

3° zijn vergunning in te trekken.

De provinciegouverneur deelt zijn beslissing, met vermelding van de sanctie, met een aangetekende brief mee aan de exploitant en aan beide gemeenten binnen drie maanden na de datum van de indiening van de klacht.

De beslissing van de provinciegouverneur moet worden uitgevoerd door de bevoegde gemeente binnen een maand na de datum van de aangetekende brief, bedoeld in het derde lid.

De bevoegde gemeente brengt de indiener van de klacht en de provinciegouverneur schriftelijk op de hoogte van de uitvoering van de beslissing binnen twee weken. Als de gemeente in gebreke blijft, zal de provinciegouverneur de opgelegde sanctie zelf uitvoeren binnen een maand. (ing. decr. 13 februari 2004, art. 6, I: 9 april 2004)]
 
ART. 33.
§ 1. De houder van een vergunning kan te allen tijde het bevoegde college verzoeken het aantal voertuigen dat het voorwerp uitmaakt van zijn vergunning voor een taxidienst, te verhogen of te verlagen.

§ 2. De beslissingen van het bevoegde college, genomen krachtens dit artikel, worden genomen volgens de procedure en de voorwaarden die van toepassing zijn op de aanvraag van een vergunning voor een taxidienst.
 
ART. 34.
De exploitanten van taxidiensten mogen ertoe gemachtigd worden om voor de exploitatie van hun diensten over reservevoertuigen te beschikken waarvan ze eigenaar zijn of waarover ze beschikken bij een contract van verkoop op afbetaling of een leasingovereenkomst.

De reservevoertuigen moeten ten minste uitgerust zijn om een taxidienst te verzekeren.

Overeenkomstig artikel 29, § 3, mogen deze voertuigen niet verhuurd worden.

De vergunning vermeldt, in voorkomend geval, het aantal reservevoertuigen waarover de exploitant mag beschikken.
 
ART. 35.
De tarieven moeten in elk voertuig zichtbaar uitgehangen worden.
 
Dit art. 35  geldt niet voor de exploitanten die in opdrachten van de mobiliteitscentrale ritten uitvoeren (van toepass tot 31.03.2018 - decr. 8 juli 2016) 
ART. 36.
§ 1. De op basis van artikel 26, §§ 2 en 3 afgegeven vergunningen mogen aanleiding geven tot een jaarlijkse gemeentebelasting ten laste van de natuurlijke of rechtspersoon, die houder is van de vergunning..

§ 2. Het bedrag van de belasting voor vergunningen afgeleverd op grond van artikel 26, § 2, bedraagt hoogstens 250 euro per jaar en per in de akte van de vergunning vermeld voertuig.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting hoogstens 450 euro per jaar en per in de akte van de vergunning vermeld voertuig wanneer de exploitant gebruik maakt van standplaatsen op de openbare weg.

§ 3. Het bedrag van de belasting voor vergunningen afgeleverd op grond van artikel 26, § 3, bedraagt 250 euro per jaar, verhoogd met het bedrag van de belasting, verschuldigd op grond van artikel 36, §2,per in de akte van de vergunning vermeld voertuig.

§ 4. Een bijkomende belasting van hoogstens 75 euro per jaar en per in de akte van de vergunning vermeld voertuig mag geïnd worden ten laste van de exploitanten van taxidiensten zonder standplaats op de openbare weg maar waarvan de voertuigen voorzien zijn van radiotelefonie.

§ 5. (Opgeheven)

§ 6. De bedragen vermeld in §§ 2, 3 en 4 van dit artikel worden aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar te delen door het indexcijfer van de maand december 2000.
 
ART. 37.

§ 1. De op basis van dit hoofdstuk genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen houdende de intrekking of de schorsing van vergunning worden omstandig gemotiveerd.

§ 2. Tegen in § 1 genoemde beslissingen, of in voorkomend geval bij ontstentenis van beslissing binnen drie maanden na de indiening van de aanvraag, kan beroep ingesteld worden bij de provinciegouverneur, die bij een met redenen omklede beslissing uitspraak doet binnen drie maanden na het ontvangen van het beroepsschrift.

Het beroep moet worden ingediend bij aangetekend schrijven binnen vijftien dagen na de betekening van de beslissing tot weigering of binnen vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op de indiening van de aanvraag volgt.

Indien de provinciegouverneur geen beslissing genomen heeft binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan de aanvrager bij aangetekend schrijven, vragen om binnen de dertig dagen na de verzending, een beslissing te nemen.

Indien binnen deze termijn de provinciegouverneur niet heeft beslist, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
 
ART. 37bis.
§1. Het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken stelt een gegevensbank ter beschikking die de volgende gegevens over de taxidiensten kan bevatten:
1°     alle informatie omtrent de uitgereikte vergunningen, evenals de gegevens van de aan de vergunning verbonden voertuigen;
2°     de geweigerde vergunningsaanvragen, evenals de reden van weigering;
3°     de geschorste vergunningen, de duur van de schorsing en de reden ervan;
4°     de ingetrokken vergunningen, de datum waarop de beslissing tot intrekking is genomen en de reden ervan;
5°     de beroepen tegen de schorsingen en de intrekkingen, evenals de beslissingen die genomen zijn over die beroepen.
 
De gegevens worden verzameld en verwerkt met het oog op :
1° het vergemakkelijken van het administratief beheer van het vergunningssysteem door de Vlaamse steden en gemeenten;
2° het verhogen van de controle door een betere communicatie met de bevoegde Vlaamse en federale diensten.
 
§2. De gemeenten, respectievelijk de provincies, voeren de nodige gegevens in de gegevensbank in.
 
De Vlaamse Regering bepaalt tot welke gegevens uit de gegevensbank de gemeenten, de provincies, de VVM, de politie en de overheidsdiensten die belast zijn met het administratieve beheer en de controle van de taxidiensten, toegang hebben. Deze toegang blijft beperkt tot die gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten er van.
 
§3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels omtrent de gegevensdatabank, de gegevensinvoer en –verwerking.
 

AFDELING 2 HET STATIONEREN

ART. 38.

§ 1. De vergunning voor het exploiteren van een taxidienst omvat de toelating voor het stationeren op eender welke standplaats die niet op de openbare weg gelegen is maar waarover de exploitant beschikt, of op eender welke standplaats op de openbare weg in de vergunningverlenende gemeente die voorbehouden wordt voor de taxi 's en vrij is mits de vergunning overeenkomstig artikel 26, § 5, het gebruik hiervan expliciet vermeldt.

§ 2. Verschillende ondernemingen mogen de niet op de openbare weg gelegen standplaatsen waarover ze beschikken gemeenschappelijk gebruiken op voorwaarde dat de bevoegde colleges erin toe stemmen. Deze voorafgaande toestemming is niet vereist als het standplaatsen betreft die gelegen zijn op het grondgebied van een enkele gemeente.

§ 3. Het aantal voertuigen dat aanwezig is op een bepaalde standplaats op de openbare weg mag in geen geval het aantal beschikbare plaatsen overschrijden.
 
ART. 39. 
 
Het voorzien, het wijzigen en het afschaffen van standplaatsen op de openbare weg in een bepaalde gemeente gebeurt in overleg met de VVM en met de taxi-exploitanten met een vergunning van de betrokken gemeente. De wijze van overlog wordt door de Vlaamse regering bepaald.
 

 

AFDELING 3 STATISTIEKEN

ART. 40.
De Vlaamse regering bepaalt de gegevens betreffende de exploitatie die de gemeente haar moet verstrekken, evenals de frequentie van de mededeling. (verv. decr. 13 februari 2004, art. 8, I: 9 april 2004)]

Deze gegevens zijn vertrouwelijk en slechts bestemd voor statistische doeleinden betreffende het personenvervoer.
 

HOOFDSTUK VI DE DIENSTEN VOOR HET VERHUREN VAN VOERTUIGEN MET BESTUURDER

AFDELING 1 VERGUNNING EN EXPLOITATIE

ART. 41.

§ 1. Niemand mag, zonder vergunning, een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder op het grondgebied van het Vlaamse Gewest exploiteren door middel van één of meer voertuigen.

§ 2. De vergunning wordt afgeleverd door de gemeente op wiens grondgebied de exploitatiezetel van de kandi-daat-vergunninghouder gevestigd is en is geldig op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.

§ 3. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden waaronder een vergunning, afgeleverd door een ander Gewest, erkend wordt voor het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
 
ART. 42.

§ 1. De voorwaarden voor het exploiteren van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder worden door de gemeenteraad vastgelegd. Hierbij worden minstens de volgende beginselen toegepast:

1° het voertuig dat ingezet wordt voor de exploitatie van een dienst, moet [... (geschr. decr. 13 februari 2004, art. 8, I: te bepalen door Vlaamse regering)] het door het clinteel vereiste comfort en accessoires bieden aan passagiers. De Vlaamse regering kan deze criteria nader bepalen;

2° het voertuig moet periodiek geschouwd worden ten einde na te gaan of het nog voldoet aan alle exploitatievoorwaarden;

3° elke verhuring geeft aanleiding tot een inschrijving in een register, dat gehouden wordt op de zetel van de onderneming en waarin de datum en het uur van de bestelling voorkomen alsook het precieze voorwerp van het verhuurcontract en de prijs ervan. Dit register dient gedurende vijf jaar vanaf de ingebruikname ervan, op de zetel van de onderneming te worden bewaard;

4° het voertuig mag slechts ter beschikking gesteld worden van een welbepaalde natuurlijke of rechtspersoon krachtens een schriftelijke overeenkomst naar het model vastgelegd door de Vlaamse regering, waarvan een exemplaar zich op de zetel van de onderneming bevindt, en een kopie aan boord van het voertuig, wanneer de ondertekening van de overeenkomst voorafgaat aan het instappen van de klant, of waarvan het origineel zich aan boord van het voertuig bevindt, in de andere gevallen. De schriftelijke overeenkomst vermeldt in elk geval dat het voertuig ter beschikking gesteld wordt van [de natuurlijke persoon of rechtspersoon (verv. decr. 13 februari 2004, art. 8, I: te bepalen door Vlaamse regering)] voor een duur van ten minste drie uren;

5° het voertuig mag zich noch op de openbare weg begeven noch erop stilstaan, indien het niet vooraf op de zetel van de onderneming verhuurd is;

6° het huurcontract slaat enkel op het voertuig en niet op de zitplaatsen ervan;

7° de voertuigen moeten [... (geschr. decr. 13 februari 2004, art. 8, I: te bepalen door Vlaamse regering)] voorzien zijn van een herkenningsteken, conform het model dat door de Vlaamse regering vastgesteld wordt. De aanvrager dient voor het verkrij-gen van dit herkenningsteken de vergunning en een uittreksel uit het handelsregister voor te leggen, waaruit blijkt dat hij ingeschreven werd als exploitant van diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder;

8° kentekens die kenmerkend zijn voor als taxi ingezette voertuigen of die hieraan herinneren, mogen noch in noch op het voertuig aangebracht worden;

9° het voertuig dat in dienst is, met uitzondering van de vervangingsvoertuigen, is uitgerust met een kentekenplaat als vermeld in artikel 4, § 4, van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 december 2007 en 8 november 2010, voor taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder; Dit treedt in werking op 1 juli 2014;

10° de exploitanten mogen voor de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder geen reclame maken onder de benaming "taxi" of onder een motto waarin aan dit woord wordt herinnerd.
 
Opgelet: 3° tot en met 6° gelden niet voor de exploitanten die in opdrachten van de mobiliteitscentrale ritten uitvoeren (van toepass tot 31.03.2018 - decr. 8 juli 2016)

§ 2. Onder de voorwaarden bepaald door de gemeenteraad wordt de vergunning of de hernieuwing van de vergunning voor het exploiteren van een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder verleend door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente bedoeld in artikel 41, § 2, hierna 'het bevoegde college, te noemen.

§ 3. De exploitant van een taxidienst, die overeenkomstig artikel 26, § 2, een vergunning bezit, mag een taxi inzetten als dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, als het bevoegde college een vergunning verleent als vermeld in artikel 42, §2, en als de onderneming een belasting betaalt als vermeld in artikel 49, §3.

In afwijking van § 1, eerste lid, 8°, mag de taxi die ingezet wordt als dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder overeenkomstig het eerste lid van dit artikel, een taximeter houden aan boord van het voertuig.


§ 4. [De gemeenteraad stelt de toepasselijke tarieven vast. Als de algemene vergunningsvoorwaarden geen tarieven voorschrijven, stelt het bevoegde college de tarieven vast op voorstel van de exploitant. (verv. decr. 13 februari 2004, art. 8, I: te bepalen door Vlaamse regering)]

§ 5. Het bevoegde college kan slechts één vergunning afgeven per exploitant. De vergunning wordt afgegeven aan elke natuurlijke of rechtspersoon die erom verzoekt. De vergunning vermeldt het aantal voertuigen waarvoor ze afgegeven werd.
 
ART. 43.
§ 1. De vergunning wordt afgegeven na een onderzoek door de bevoegde gemeente omtrent de door de aanvrager gegeven zedelijke waarborgen, zijn beroepsbekwaamheid en zijn solvabiliteit.

Het onderzoek mag worden toevertrouwd aan de gemeente op het grondgebied waarvan de aanvrager hetzij zijn maatschappelijke zetel, hetzij zijn exploitatie heeft.

§ 2. Wanneer de vergunning aan een rechtspersoon wordt afgegeven, moet de zaakvoerder voldoen aan de voorwaarden opgelegd aan een natuurlijke persoon om houder te worden van de vergunning, en dit gedurende de hele duur van de exploitatie.
 
ART. 44.
§ 1. De vergunning wordt slechts afgegeven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die hetzij eigenaar is van het voertuig of de voertuigen, hetzij er de beschikking over heeft door een contract van aankoop op afbetaling, hetzij door een leasingovereenkomst.

§ 2. De vergunninghouder van wie een voertuig tijdelijk niet beschikbaar is ten gevolge van een ongeval, een ernstig mechanisch defect, brand of diefstal, kan, in afwijking van § 1, op zijn verzoek, gemachtigd worden zijn dienst te verrichten door middel van een vervangingsvoertuig dat hij niet in eigendom heeft en waarvoor hij evenmin een contract van aankoop op afbetaling of een leasingovereenkomst kan voorleggen.

Deze machtiging kan slechts voor ten hoogste drie maanden verleend worden en is niet hernieuwbaar.

De gemeenteraad bepaalt de wijze waarop deze machtiging moet worden aangevraagd en de vereisten waaraan het voertuig moet voldoen, binnen de door de Vlaamse regering vastgestelde grenzen.

§ 3. De verhuring door de exploitant, onder welke vorm dan ook van het voertuig of de voertuigen aan enigerlei persoon die het of de voertuigen zelf bestuurt of laat besturen, is verboden.
 
ART. 45.
De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar.
 
ART. 46.
§ 1. De duur van de vergunning is vijf jaar. De vergunning kan voor dezelfde duur hernieuwd worden. Zij kan voor minder dan vijf jaar verleend of hernieuwd worden als bijzondere, in de vergunning of hernieuwingsakte vermelde omstandigheden, die afwijking wettigen.

§ 2. De hernieuwing van de vergunning kan voor alle of sommige voertuigen geweigerd worden in volgende gevallen:

1° indien de exploitant de bepalingen van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan of de exploitatievoorwaarden niet naleeft;

2° als de exploitant niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake zedelijkheid, beroepsbekwaamheid of solvabiliteit;

3° indien de exploitant de, op hem van toepassing zijnde wetgeving in het kader van zijn beroepsuitoefening, niet naleeft.
 
ART. 47.
Bij een met redenen omklede beslissing van het bevoegde college, kan de vergunning bedoeld in artikel 42, ingetrokken worden of voor een bepaalde duur geschorst worden wegens één van de in artikel 46, § 2, genoemde redenen.
 
ART. 48.
Indien de exploitant het aantal voertuigen, dat ingezet wordt gedurende de geldigheidsduur van de vergunning, wenst te verhogen of te verlagen, wijzigt het bevoegde college, op zijn aanvraag en tot het aflopen van de vergunning, het aantal voertuigen, dat in de vergunningsakte vermeld wordt.

De beslissing wordt genomen volgens de procedure en de voorwaarden die van toepassing zijn op de vergun-ningsaanvraag.
 
ART. 49.
§ 1. De vergunningen die uitgereikt zijn op basis van artikel 42, §2 en §3, geven aanleiding tot een jaarlijkse gemeentebelasting ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van de vergunning.

§ 2. Het bedrag van de belasting voor vergunningen afgeleverd op grond van artikel 42, § 2, bedraagt 250 euro per jaar en per in de akte van de vergunning vermeld voertuig.

§ 3. Het bedrag van de belasting voor vergunningen afgeleverd op grond van artikel 42, § 3, bedraagt 250 euro per jaar, verhoogd met het bedrag van de belasting, verschuldigd op grond van artikel 36, §2, per in de akte van de vergunning vermeld voertuig.

§ 4. De belasting, vermeld in paragraaf 2, en het gedeelte van de belasting, vermeld in paragraaf 3, en in artikel 36, §3, dat betrekking heeft op de vergunning voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, zijn verschuldigd voor het hele jaar, onafhankelijk van het moment waarop de vergunning wordt afgegeven. De vergunninghouder is de eerste jaarlijkse belasting verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van de vergunning en nadien telkens op 1 januari van het kalenderjaar.

De vermindering van het aantal voertuigen of de opschorting van de exploitatie met een of meer voertuigen geeft geen aanleiding tot een belastingteruggave. Dit geldt eveneens voor de opschorting of de intrekking van een vergunning of het buiten werking stellen van een of meer voertuigen voor welke reden dan ook.

§ 5. De bedragen vermeld in §§ 2, 3 en 4 van dit artikel worden aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar te delen door het indexcijfer van de maand december 2000.
 
ART. 50.
§ 1. De op basis van dit hoofdstuk genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen houdende de intrekking of de schorsing van vergunning worden omstandig gemotiveerd.

§ 2. Tegen de in § 1 bedoelde beslissingen, of in voorkomend geval bij ontstentenis van beslissing binnen drie maanden na de indiening van de aanvraag, kan beroep ingesteld worden bij de provinciegouverneur, die bij een met redenen omklede beslissing uitspraak doet binnen drie maanden na het ontvangen van het beroepsschrift.

Het beroep moet worden ingediend bij aangetekend schrijven binnen een termijn van vijftien dagen na de betekening van de beslissing tot weigering of binnen een termijn van vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op de indiening van de aanvraag volgt.

Indien de provinciegouverneur geen beslissing genomen heeft binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan de aanvrager bij aangetekend schrijven, vragen om binnen de dertig dagen na de verzending, een beslissing te nemen.

Indien binnen deze termijn de provinciegouverneur niet heeft beslist, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
 
ART. 50bis.
§1. Het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken stelt een gegevensbank ter beschikking die de volgende gegevens over de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder kan bevatten:
1° alle informatie omtrent de uitgereikte vergunningen, evenals de gegevens van de aan de vergunning verbonden voertuigen;
2° de geweigerde vergunningsaanvragen, evenals de reden van de weigering;
3° de geschorste vergunningen, de duur van de schorsing en de reden ervan;
4° de ingetrokken vergunningen, de datum waarop de beslissing tot intrekking is genomen en de reden ervan;
5° de beroepen tegen de schorsingen en de intrekkingen, evenals de beslissingen die genomen zijn over die beroepen.
 
De gegevens worden verzameld en verwerkt met het oog op :
1° het vergemakkelijken van het administratief beheer van het vergunningssysteem door de Vlaamse steden en gemeenten;
2° het verhogen van de controle door een betere communicatie met de bevoegde Vlaamse en federale diensten.
 
§2. De gemeenten, respectievelijk de provincies, voeren de nodige gegevens in de gegevensbank in.
 
De Vlaamse Regering bepaalt  tot welke gegevens uit de gegevensbank de gemeenten, de provincies, de VVM, de politie en de overheidsdiensten die belast zijn met het administratieve beheer en de controle van de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, toegang hebben. Deze toegang blijft beperkt tot die gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit decreet en de besluiten genomen in uitvoering van dit decreet.
 
§3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels omtrent de gegevensdatabank, de gegevensinvoer en –verwerking.
 
 

AFDELING 2 HET STATIONEREN

ART. 51.
De exploitant, die door het bevoegde college ertoe gemachtigd wordt een dienst voor het verhuren van voertuigen te exploiteren, mag de voertuigen, die niet in dienst zijn, slechts laten stationeren op plaatsen die zich bevinden op het privé-terrein bestemd voor de exploitatie van een dienst van bezoldigd vervoer van personen waarvan de exploitant van de dienst eigenaar is of erover beschikt en zijnde de zetel van de exploitatie van de onderneming.

 

AFDELING 3 STATISTIEKEN

ART. 52.
[De Vlaamse regering bepaalt de gegevens betreffende de exploitatie die de gemeente haar moet verstrekken, evenals de frequentie van de mededeling. (verv. decr. 13 februari 2004, art. 10, I: 9 april 2004)]

De gegevens zijn vertrouwelijk en slechts bestemd voor statistische doeleinden betreffende het personenvervoer.
..........

HOOFDSTUK VIII STRAFBEPALINGEN

ART.63.
 
§1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 500 euro tot 10.000 euro, of met een van die straffen alleen,  de personen die:
….
5° zonder vergunning als vermeld in artikel 25, een taxidienst exploiteren;
6° zonder vergunning als vermeld in artikel 25, onwettig ronselen;
7° zonder vergunning als vermeld in artikel 41, een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder exploiteren;
8° de vergunning oneigenlijk gebruiken als vermeld in artikel 32bis;
9° de door de gemeenteraad of de door de algemene vergunningsvoorwaarden vastgestelde tarieven als vermeld in artikel 26, §4 niet respecteren;
10° artikel 42, §1, 3°,4°, 5° of 7°, overtreden.
 
§ 2. Onverminderd de schadevergoeding, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 26 euro tot 10 000 euro, of met een van deze straffen alleen degene die een andere inbreuk pleegt op de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, andere dan deze bedoeld in artikel 66, § 1 [en artikel 66bis. (ing. decr. 13 februari 2004, art. 11, I: 9 april 2004)]

Met behoud van de toepassing van paragraaf 1, worden personen eveneens gestraft met de straffen, vermeld in het eerste lid, als ze bij herhaling de bepalingen overtreden van de vergunning voor geregeld vervoer, de vergunning of de overeenkomst voor de bijzondere vormen van geregeld vervoer, het attest voor het vervoer voor eigen rekening, de vergunning voor de toegang tot het beroep, de vergunning voor de taxidiensten of de vergunning voor het verhuren van voertuigen met bestuurder.
§ 3. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, inclusief hoofdstuk VII en artikel 85, zijn op de in §§ 1 en 2 bedoelde overtredingen van toepassing.
§4. De politierechtbanken nemen kennis van de inbreuken, vermeld in dit artikel.
 
ART. 64.
§1. Onverminderd de bevoegdheden die toevertrouwd worden aan de andere officieren of agenten van gerechtelijke politie en aan de leden van het operationeel kader van de lokale en federale politie, kent de Vlaamse Regering de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie toe aan de beëdigde personeelsleden die ze aanwijst om toezicht te houden op de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

§ 2. In het kader van de uitoefening van hun opdracht kunnen [de personen, bedoeld in artikel 64, § 1: (verv. decr. 13 februari 2004, art. 9, I: 29 maart 2004)]

1° bevelen geven aan de bestuurders;

2° inlichtingen inwinnen en controle uitoefenen door het ondervragen van personen en het inzage nemen van documenten en andere informatiedragers.

3° [... (opgeh. decr. 13 februari 2004, art. 9, I: 29 maart 2004)]

§ 3. [De personeelsleden, bedoeld in artikel 64, § 1, kunnen de bijstand vorderen van de lokale en federale politie. (verv. decr. 13 februari 2004, art. 9, I: 29 maart 2004)]

[§ 4. De Vlaamse regering bepaalt de kentekens van de functie van de personeelsleden, bedoeld in artikel 64, § 1. (ing. decr. 13 februari 2004, art. 9, I: 29 maart 2004)]
 
ART. 65.
[De personen, bedoeld in artikel 64, § 1 (verv. decr. 13 februari 2004, art. 10, I: 29 maart 2004)] stellen de overtredingen vast bij proces-verbaal met bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.

Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen de veertien dagen na vaststelling van de overtreding naar de overtreder gestuurd.
 
ART. 66.

 

§ 1. De door de Vlaamse regering aangewezen personeelsleden kunnen een administratieve geldboete opleggen in volgende gevallen:

.......


3° de inbreuken op de te vervullen administratieve formaliteiten zoals opgelegd door dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, gepleegd door de personen, bedoeld in dit decreet of in de uitvoeringsbesluiten ervan.

4° de inbreuken vermeld in artikel 63, voor zover er geen strafvervolging is ingesteld, en de strafvordering niet vervallen of verjaard is.
De ambtenaar stelt de overtreder in kennis van zijn voornemen.
§1bis. De procureur des Konings deelt zijn beslissing om geen strafvervolging in te stellen voor de inbreuken vermeld in artikel 63 mee aan de aangewezen ambtenaar.
 
De aangewezen ambtenaar brengt de procureur des Konings op de hoogte van zijn beslissing om een administratieve geldboete op te leggen.

§ 2. Het bedrag van de administratieve geldboetes bedoeld in § 1, mag niet hoger zijn dan 500 euro. De Vlaamse regering legt de nadere regels vast omtrent de wijze van inning en omtrent de termijnen waarover de overtreder beschikt.

§ 3. De Vlaamse regering of haar afgevaardigde spreekt zich uit over de verzoeken tot vermindering of kwijtschelding van deze boetes overeenkomstig de door haar vastgestelde procedure.

§ 4. Indien de overtreder in gebreke blijft de administratieve geldboete te betalen, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren. Deze dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.

§ 5. Wanneer de inbreuken bedoeld in § 1 van dit artikel begaan zijn door een aangestelde of een lasthebber is de administratieve geldboete alleen door de werkgever verschuldigd.
De aangewezen ambtenaar brengt de werkgever op de hoogte van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete en wijst hem op zijn gehoudenheid tot de betaling van de administratieve geldboete.
§6. Als de aangewezen ambtenaar zijn beslissing niet binnen de door de Vlaamse Regering vastgestelde termijn meedeelt aan de overtreder, vervalt de mogelijkheid om een administratieve geldboete op te leggen.
 
De betekening van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete wegens een inbreuk vermeld in artikel 63 doet de strafvordering vervallen.
 

AFDELING 2 OPHEFFINGSBEPALINGEN

Art 70 ( Opgeheven)
 

ONDERAFDELING B TAXIDIENSTEN

ART. 73.
[De vergunningen die werden uitgereikt op basis van artikel 3, § 2, van de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten blijven maximaal vijf jaar geldig na de inwerkingtreding van dit decreet. (verv. decr. 13 februari 2004, art. 12, I: te bepalen door Vlaamse regering)]
 
ART. 74.
De houders van vergunningen voor een taxidienst, die afgegeven werden krachtens de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten, worden, overeenkomstig artikel 7 van voormelde wet, ertoe gemachtigd, tot twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet, hun vergunningen over te dragen.
 
ART. 75.
[De houders van een vergunning die zonder onderbreking een taxidienst hebben geëxploiteerd ten minste gedurende vijf jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet en die de exploitatie van deze dienst definitief stopzetten, worden er toe gemachtigd hun vergunningen over te dragen volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 7 van de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten. (verv. decr. 13 februari 2004, art. 13, I: te bepalen door Vlaamse regering)]
 
ART. 76.
De artikelen 10 en 18 van de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten, blijven van toepassing tot de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering dat in uitvoering van artikel 26 van dit decreet genomen wordt.
 

ONDERAFDELING C DIENSTEN VOOR HET VERHUREN VAN VOERTUIGEN MET BESTUURDER

ART. 77.
De natuurlijke of rechtspersonen die daadwerkelijk een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder exploiteren op de dag van inwerkingtreding van het decreet, zijn ertoe gehouden hun onderneming bekend te maken bij het bevoegde college binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet en volgens de modaliteiten die door de Vlaamse regering vastgelegd worden.

In dit geval wordt aan deze exploitanten een eerste vergunning afgegeven voor de duur van één jaar.

Bij gebrek aan een dergelijke bekendmaking binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt de exploitant geacht een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder te exploiteren zonder vergunning.
 

ONDERAFDELING D EURO

ART. 78.
De in de eerste kolom van onderstaande tabel vermelde artikelen of onderdelen ervan, hebben betrekking op dit decreet. Met betrekking tot de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van deze tabel, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken bepaling tot en met 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom:
 
EUR
BEF
Artikel 36, § 2, eerste lid
Artikel 36, § 2, tweede lid
Artikel 36, § 3
Artikel 36, § 4
Artikel 49, § 2
Artikel 49, § 3
Artikel 63, § 1
Artikel 63, § 2
Artikel 66, § 2
250
450
500
75
250
500
500 tot 10 000
26 tot 10 000
250
10 000
18 000
20 000
3 000
10 000
20 000
500 tot 10 000
26 tot 10 000
10 000
 
 

[AFDELING 3BIS COÖRDINATIE (ing. decr. 13 februari 2004, art. 13)]

ART. 78bis.
De Vlaamse regering kan de bepalingen van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie.

Te dien einde kan de Vlaamse regering:

1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;

2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;

3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen.

De coördinatie zal het volgende opschrift dragen "Decreet betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, gecoördineerd op [...]. (ing. decr. 13 februari 2004, art. 13, I: 9 april 2004)]

 

AFDELING 4 INWERKINGTREDING

ART. 79.
Met uitzondering van artikel 78, bepaalt de Vlaamse regering de datum waarop ieder van de bepalingen van dit decreet in werking treedt.
 
ART. 80.
De bedragen die in euro worden vermeld in artikel 78 van dit decreet, treden in werking op 1 januari 2002.
 
 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Top