De bestuurder mag :
1° weigeren iemand mee te nemen die naar een verre of afgelegen plaats wil worden gebracht, tenzij zijn identiteit kan worden vastgesteld, zo nodig door interventie van de politie;
2° een voorschot eisen voor lange ritten;
3° klanten weigeren die de openbare orde verstoren, de veiligheid in gevaar brengen, de goede zeden in het gedrang brengen en die het taxivoertuig niet respecteren.