GTL-TAXI
Nationale Groepering van Ondernemingen met Taxi- en Locatievoertuigen met chauffeur

Politiereglement taxidiensten

DEZE WETGEVING IS NIET MEER VAN TOEPASSING.  WIJ VERWIJZEN U GRAAG DOOR NAAR DE REGIONALE WETGEVING:

- Vlaanderen

- Brussel

- Wallonië

Publicatie : 1975-04-18

MINISTERIE VAN VERKEER

KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE POLITIEREGLEMENT BETREFFENDE DE EXPLOITATIE VAN DE TAXIDIENSTEN

BOUDEWIJN, Koning der Belgen

Aan allen die zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gezien de Wet van 27 december 1974, betreffende taxidientsen, in het bijzonder artikel 16;

Gezien de wetten over de Raad van State, gecoördineerd door het Koninklijk Besluit van 12 januari 1973, meer in het bijzonder artikel 3, alinea 1 er,

Gezien de dringendheid

Op voorstel van de Minister van Verkeer, hebben wij aangenomen en bekrachtigen hetgeen volgt.

Artikel 1.er: Reglement

De taxidiensten zijn aan de voorschriften van het onderhavige reglement onderworpen.

HOOFDSTUK I : ERPLICHTING VAN DE EXPLOITANTEN EN VAN HUN PERSONEEL Artikel 2. : Plaat en documenten

§ 1. Op elk voertuig in dienst moet vooraan rechts een metalen plaat van minstens vijftien centimeter breed en acht centimeter hoog aangebracht zijn, waarop ten minste het woord "Taxi", de naam van de bevoegde agglomeratie, federatie of gemeente en een identificatienummer voorkomen.

Deze plaat moet rechthoekig of ellipsvormig zijn naar gelang het voertuigen betreft die al dan niet op de openbare weg stationeren.

Het nummer van deze plaat moet in de taxi aangebracht worden op een voor de gebruikers duidelijk zichtbare plaats.

§ 2. Elk voertuig in dienst moet ten minste de volgende bescheiden aan boord hebben:

a) een door de administratieve diensten van de bevoegde agglomeratie, federatie of gemeente afgegeven document, waarop ten minste vermeld zijn de datum en de geldigheidsduur van de vergunning en, desgevallend, van het bewijs, de naam en het adres van de titularis, alsook het merk en het inschrijvingsnummer van het voertuig;

b) een kopie van het onderhavige reglement.

Deze bescheiden moeten getoond worden op elk verzoek van de in artikel 19 bedoelde ambtenaren en beambten.

Artikel 3. : Uithangen van tarief

In elk voertuig moet een affiche met de onderstaande tekst bestendig uithangen onder plastiek, op de achterkant van de voorste zetel. Die affiche moet leesbaar vermelden:

Tarief

a) Het perimeterstelsel wordt toegepast (1)

Het perimeterstelsel wordt niet toegepast (1)

b) in lettertekens van drie millimeter hoogte:

- Aanslagprijs: .... F

- Kilometerprijs: ....F

- Wachtgeld: ..... F per uur.

c) in vette letters van ten minste een centimeter hoogte:

" Dienst, BTW en fooi zijn begrepen in de door de taxameter aangegeven prijs."

Indien een supplement toegelaten is, dient de affiche dit te vermelden na het wachtgeld.

Artikel 4. : De taxameter

De taxameter bevat twee tarieven:

a) In de localiteiten waar het perimeterstelsel niet moet toegepast worden:

- het eerste (tarief I) is het enkelvoudig tarief dat toegepast wordt wanneer de klant het voertuig niet verlaat en zich laat terugbrengen naar zijn vertrekpunt;

- het tweede (tarief II) is het dubbel tarief dat toegepast wordt wanneer de klant het voertuig verlaat en dit zonder bezetting naar zijn standplaats moet teruggereden worden.

De chauffeur is verplicht zich te vergewissen van de bedoelingen van de klant, alvorens het tarief II in te schakelen.

b) In de localiteiten waar het perimeterstelsel toegepast wordt :

- het eerste (tarief I) is het enkelvoudig tarief dat toegepast wordt binnen de perimeter en het tweede (tarief II) - dubbel - wordt toegepast wanneer het voertuig de perimeter verlaat.

De chauffeur moet de bedieningsinrichting van het tarief II in werking stellen bij het verlaten van vorenbedoelde perimeter.

Hij is echter verplicht alvorens de bedieningsinrichting in werking te stellen, zich te vergewissen van de eindbestemming van de klant; het tarief II is niet van toepassing wanneer de klant het voertuig niet verlaat en zich laat terugvoeren naar een binnen de perimeter gelegen willekeurige plaats.       

(1) De affiche draagt één van beide vermeldingen naargelang het perimeterstelsel al dan niet wordt toegepast.

Onder perimeter dient verstaan te worden de lijn die een zone afbakent binnen dewelke de terugrit van de taxi naar zijn standplaats niet aangerekend wordt.

Artikel 5. : Reglementaire taxameter

De voertuigen moeten van een taxameter worden voorzien die de door de bevoegde overheid voorgeschreven inlichtingen nauwkeurig en met van in de auto gemakkelijk leesbare tekens aangeeft.

De wijzerplaat van dit apparaat moet worden verlicht zodra de aanwijzingen ervan niet meer bij daglicht leesbaar zijn.

Het apparaat moet bovendien voldoen aan de inzake ijkwezen uitgevaardigde voorschriften.

Artikel 6. : Bezet of vrij voertuig

Naargelang het voertuig bezet is of niet moet de meter in- of uitgeschakeld zijn.

Deze bepaling is echter facultatief indien het voertuig een vervoer verzekert dat voldoet aan een der voorwaarden van artikel 1 § 1, 1" en 4" van het koninklijk besluit van 19 maart 1975 betreffende de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur.

Wanneer gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid, moet de chauffeur, behalve het in artikel 9 bedoelde ritblad, de overeenkomst van het vervoer aan boord van het voertuig hebben.

Aan elke taxameter moet een op het dak van het voertuig bevestigd repetitieapparaat gekoppeld zijn, dat op een van buiten leesbare wijze aanduidt dat de taxi vrij is wanneer de meter uitgeschakeld is.

Wanneer de meter ingeschakeld is moet het repetitie-apparaat op zeer duidelijke wijze door een verklikkerlichtje aangeven welk tarief van toepassing is.

Indien het voertuig, hoewel niet bezet, stationeert of rijdt zonder beschikbaar te zijn, hetzij omdat het is besteld, hetzij wegens redenen van dienstverrichtingen van het personeel of wegens technische redenen, moet dit gesignaleerd worden door een op het windscherm bevestigd bord met de melding "Niet vrij".

Artikel 7. : Staat der voertuigen

De voertuigen moeten bestendig in zeer zindelijke staat gehouden worden.

Deze waarmede door een besmettelijke ziekte aangetaste personen werden vervoerd of die door radioactieve of andere stoffen besmet zijn, moeten onmiddellijk gedesinfecteerd of ontsmet worden.

Artikel 8. : De chauffeurs

De chauffeurs moeten aan de eisen inzake moraliteit en beroepsvaardigheid voldoen.

Artikel 9. : Het ritblad

De chauffeurs moeten in het bezit zijn van een dagelijks ritblad waarop inzonderheid in onuitwisbare tekens moet worden ingevuld:

a) de naam van de chauffeur, het inschrijvingsnummer van het voertuig, het identificatienummer van de taxi en de datum van ingebruikneming;

b) de kilometerindex van het instrumentenbord en van de taxameter bij de aanvang van de dienst;

c) het aanvangsuur van de dienst van de chauffeur en het voorziene uur voor het einde van zijn dienst;

d) de volgnummers van de ritten;

e) de kilometerindexen die aangegeven worden hetzij door de teller van het instrumentenbord hetzij door de taxameter, bij het in- en bij het uitstappen van de klant;

f) de plaatsen en uren van in- en uitstappen;

g) de ontvangen bedragen;

h) de dienstonderbrekingen;

i) de kilometerindex van het instrumentenbord en van de taxameter bij het einde van de dienst.

De inlichtingen onder a), b) en c) worden ingeschreven alvorens de chauffeur zijn dienst begint.

De andere inlichtingen moeten uiterlijk bij het einde van elke rit ingeschreven worden.

De ritbladen moeten gedurende één jaar, vanaf de datum van gebruik, op de plaats die door de in 2 van artikel 3 van de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten vermelde overheden wordt bepaald, na raadpleging van de exploitanten, bewaard worden en, per datum of per voertuig gerangschikt, vertoond worden op elk verzoek van de ambtenaren en beambten bedoeld bij artikel 19.

Artikel 10. : De standplaatsen

Op de standplaatsen waar de voertuigen in rijen of groepen zijn opgesteld mag, zo de veiligheid of de gemakkelijke doorgang niet gehinderd wordt, het eerste voor vertrek aan de beurt komende voertuig ten hoogste één meter naar voren uit de rij worden geplaatst.

Wanneer iemand een taxi vraagt zonder het nummer ervan op te geven noch de chauffeur aan te duiden, moet het eerste voertuig van de rij de rit uitvoeren.

Artikel 11. : Het is de chauffeurs verboden            

1° te roken als het voertuig bezet is;

2° een hogere prijs te vorderen dan die welke door de taxameter wordt aangegeven;

3° hun voertuig, als het bezet is, door een derde te laten rijden;

4° in hun voertuig voorwerpen te laden die de binnenbekledingen kunnen beschadigen of bevuilen;

5° een radiotoestel, een geluidsversterker, een opnametoestel, behoudens het radiotelefonisch diensttoestel, aan te zetten tenzij op verzoek van de reiziger;

6° met hun voertuig rond te rijden ten einde klanten te zoeken;

7° hun voertuig aan de standplaatsen zonder noodzaak te verplaatsen en er stationeren in overtal of buiten de vastgestelde grenzen.

Artikel 12. : Het is de exploitanten en hun aangestelde verboden :

Kosten voor telefonische oproepen of andere terug te betalen of rechtstreeks of onrechtstreeks premies, vergoedingen of commissiegelden aan tussenpersonen toe te kennen.

Deze bepaling is niet toepasselijk op de directe telefoonverbindingen, ten laste van de exploitant, met inrichtingen als klinieken, ziekenhuizen, hotels, werkhuizen en fabrieken.

Artikel 13.

 

§ 1. De chauffeurs zijn verplicht:

a) een behoorlijk voorkomen te hebben;

b) klanten op te nemen als zij in dienst zijn en hun voertuig rijklaar is, behalve in geval van geldige redenen;

c) zich beleefd en inschikkelijk te tonen tegenover het publiek;

d) alvorens hun voertuig te starten, na te gaan of de deuren goed gesloten zijn;

e) met hun voertuig ter beschikking te blijven van de reizigers die zij vervoeren zolang deze het verlangen, behalve indien dit zou leiden tot een klaarblijkelijk overdreven lange dienstprestatie;

f) ervoor te zorgen dat de bepalingen van artikel 18 in acht genomen worden;

g) een uniform of althans een uniformpet te dragen of, voor het vrouwelijk personeel, een uniformmuts; op het hoofddeksel moet een duidelijk zichtbaar herkenningsteken voorkomen.

Zij mogen hun hoofddeksel aflaten mits zij een uniform dragen met het bovenbedoelde duidelijk zichtbare herkenningsteken;

h) zich ervan te vergewissen of de klant niets in het voertuig heeft vergeten en hem op staande voet de voorwerpen te overhandigen die hij er mocht laten liggen hebben.

Indien de gevonden voorwerpen om enigerlei reden niet konden teruggegeven worden, moeten zij zo spoedig mogelijk en ten laatste binnen de vijf dagen  worden afgegeven volgens het geval op het voorgeschreven kantoor der gevonden voorwerpen, of op het dichtstbijgelegen politie- of rijkswachtkantoor.

i) op verzoek van de klant een ontvangstbewijs af te geven met ten minste de volgende vermeldingen:

- Naam van de maatschappij

- Datum

- Identificatienummer van de taxi

- Betaalde prijs

- Naam en handtekening van de chauffeur

            § 2. De chauffeurs mogen:

a) weigeren iemand op te nemen die wenst over een lange afstand of naar een schaars bewoonde plaats te worden gebracht tenzij zijn identiteit kan worden vastgesteld, zo nodig  door tussenkomst van de plaatselijke politie of van de rijkswacht;

b) een provisie eisen voor verre ritten;

c) weigeren een persoon op te nemen die in staat van dronkenschap verkeert.

Artikel 14. : Reisweg - Chauffeur die aangeroepen wordt

§ 1. Behalve op andersluidend verzoek van de klant moet de chauffeur deze langs de snelste weg naar zijn bestemming brengen.

§ 2. Na elke rit of elke ononderbroken reeks ritten moet de chauffeur het voertuig langs de snelste weg terugrijden naar een plaats waar de exploitant het voertuig mag laten stationeren.

§ 3. Elke chauffeur moet zodra hij vrij is, de personen opnemen die wensen zich te laten vervoeren, zelfs indien hij zich dan op het grondgebied van een andere gemeente bevindt dan waar de aan de exploitant gemachtigde standplaats gelegen is.

De aangeroepen chauffeur moet echter weigeren de rit uit te voeren indien zijn voertuig zich op minder dan honderd meter afstand bevindt van een op de openbare weg gelegen standplaats waar één of meer voertuigen beschikbaar zijn.

Artikel 15. : Storing in de taxameter - Ongeval

Indien zich onderweg een storing voordoet in de werking van de taxameter, moet de chauffeur het voertuig naar de garage rijden zodra de reiziger uitgestapt is. In dergelijk geval wordt het bedrag van de rit in gemeen overleg tussen de beide partijen vastgesteld.

Geen betaling is verschuldigd voor het oponthoud in geval van defect van het voertuig en het staat de reiziger vrij om, hetzij het voertuig te verlaten en het op het moment van het defect aangeduide bedrag te betalen, ofwel de taxi te behouden en in dit geval, in overleg met de chauffeur, de wachttijd voor de herstelling af te trekken, mits aangepaste inschrijving op het ritblad.

Wanneer het voertuig bij ongeval onmogelijk zijn rit kan voortzetten, heeft de chauffeur recht op de door de meter aangegeven prijs, voor zover hij zich inspant om de klant een ander voertuig te bezorgen.

Artikel 16. : Betwisting

In geval van betwisting tussen de chauffeur en de reizigers, mag de chauffeur niet weigeren hen naar het dichtbijgelegen politie- of rijkswachtkantoor te rijden, waar hun klacht zal onderzocht worden.

Indien de klacht ongegrond bevonden wordt, moeten de reizigers de prijs van de bijrit betalen.

Artikel 17. : Afdanking

Op het gemotiveerd verzoek van het bestuur van de agglomeratie, van de federatie of van de gemeente, naargelang het geval, moet de exploitant de chauffeurs afdanken die niet meer aan de bij artikel 8 van onderhavig besluit vereiste voorwaarden voldoen of die de bepalingen van de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten, van haar uitvoeringsbesluiten of van de vergunningsakte ernstig hebben overtreden, en inzonderheid :

1° zij die een hogere dan de toegelaten prijs hebben gevraagd;

2° zij die met hun voertuig hebben rondgereden teneinde klanten te zoeken;

3° zij die zonder geldige reden geweigerd hebben klanten op te nemen.

                                                                HOOFDSTUK II

                                       POLITIEMAATREGELEN VOOR DE REIZIGERS

Artikel 18. : Het is de reizigers verboden

1° te roken in het voertuig;

2° in het voertuig te stappen als het reglementair aantal beschikbare plaatsen bezet is;

3° zonder toestemming van de chauffeur in te stappen met honden of andere dieren die niet op de schoot kunnen gehouden worden, uitgezonderd met geleidehonden voor blinden;

4° gevaarlijke voorwerpen of collis die, wegens hun omvang, aard of geur kunnen kwetsen, bevuilen, hinderen of ongemak veroorzaken in het voertuig te plaatsen;

5° in te stappen in staat van klaarblijkelijke onzindelijkheid of aangetast door een besmettelijke ziekte;

6° zich uit het voertuig te buigen of de deuren te openen tijdens het rijden;

7° het voertuig te bevuilen of te beschadigen;

8° om het even welk voorwerp uit het voertuig te werpen.

                                                               HOOFDSTUK III

                                                             OVERTREDINGEN

Artikel 19. : Bevoegde agenten

Zijn aangesteld om toezicht te houden op de uitvoering van de wet van 27 december 1974, betreffende de taxidiensten en van de krachtens deze wet genomen koninklijke en ministeriële besluiten, en op het nakomen van de voorwaarden der vergunningsakten:

1° de ambtenaren en beambten vermeld in artikel 9 van het Wetboek van Strafvordering en de officieren van gerechtelijke politie;

2° de officieren en agenten der plaatselijke politie en de leden van de rijkswacht;

3° de bevoegde ambtenaren van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;

4° de ingenieurs en conducteurs van Bruggen en Wegen en de in actieve dienst zijnde ambtenaren en beambten van de provinciale wegendiensten, behalve de bureelbedienden;

5° de met een mandaat van gerechtelijke politie belaste ambtenaren van het Bestuur van het Vervoer en van het Hoog Comité van Toezicht;

6° de ambtenaren van het Bestuur van Douane en Accijnzen;

7° de ambtenaren van de agglomeraties en federaties van gemeenten die met een mandaat van gerechtelijke politie belast zijn.

Artikel 20. : Proces Verbaal

De in artikel 19 bedoelde ambtenaren, beambten en agenten stellen ieder binnen zijn respectievelijk ambtsgebied, de overtredingen vast bij processen-verbaal die kracht van bewijs hebben behoudens bewijs van het tegendeel.

De processen-verbaal worden opgesteld overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke bepalingen betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken.

Artikel 21. : Recht van toegang

Bovenvermelde ambtenaren, beambten en agenten hebben recht van toegang in de voor taxidiensten gebezigde voertuigen en in hun garages.

HOOFDSTUK IV: SLOTBEPALINGEN

Artikel 22. : Intrekking

 

Het koninklijk besluit van 27 juni 1969 houdende politiereglement betreffende de exploitatie van de taxidiensten wordt opgeheven, behalve de artikelen 3 en 5 die van kracht blijven tot 31 december 1975.

Artikel 23. : Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1975, met uitzondering van de artikelen 3, 4 en 6, die in werking treden op 1 januari 1976.

Artikel 24. : Verantwoordelijkheid tot uitvoering

 

Onze Minister van Verkeerswezen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 april 1975.

BOUDEWIJN
Van Koningswege:
De Minister van Verkeerswezen,
J. CHABERT.

Top